Celegorm | |
---|---|
Ras |
|
Geslacht |
Man |
Andere namen |
Celegorm de moedige, Turcafinwë, Tyelkormo |
Titels |
Heer van Nargothrond |
Geboortejaar |
|
Sterftejaar |
|
Bondgenoten |
|
Wapens |
Zwaard, boog en speer |
Trouw aan |
Eed van de Noldor, Unie van Maedhros |
Acteur |
- |
Te veel parameters |
Celegorm was een Elf en de derde zoon van Feanor. Hij was goed bevriend met zijn broer Curufin. Van Oromë kreeg hij een Wolfshond die Huan heette omdat ze beiden goed jagers waren. Hij woonde een lange tijd in Nagrothrond, totdat hij samen met zijn broer werd verbannen. Celegorm was ook bekend om zijn moed, vandaar zijn bijnaam.
Heerschapij van Nargothrond en jacht op Beren[]
Hij woonde Nargothrond met zijn broer Curufin, in het de stad van Finrod. Bij het vertrek van Findod op zijn queeste kreeg iemand anders de macht, maar toen het nieuws de stad bracht over de dood van hun heer werden de gebroeders de heersers. Toen de twee op jacht gingen met hun hond Huan om Beren te doden, vonden ze Lúthien, die ze menamen naar de stad en opsloten in het Boomhuis. Celegorm wilde met haar dat Thingol hem haar hand zou geven. Huan had medelijden met het meisje en redde haar en werd zijn meesters ontrouw.
Vanwege deze daad wilde de bewoners van Nargothrond dat de Celegorm en Curufin moesten verdwijnen. Hun neef Orodreth zorgde ervoor dat ze niet werden vermoord, maar slechts verbannen. Celebrimbor bleef achter in de stad.
Tijdens hun vlucht kwamen ze Beren en Lúthien tegen, die ze aanvielen. Ze vochten, maar de twee verloren. Tijdens de vlucht schoot Celegorm nog een pijl op Beren, die hem in de borst trof.
Toch haalde Beren het om bij Thingol te komen en de Silmaril af te leveren.
Broedermoord II[]
Een tijd later, na de dood van Thingol en de verdwijning van Melian wilden de broers wraak nemen op Doriath en wilden een van de Silmarillen, door met een leger Noldorstrijders Menegroth aan te vallen. Dior Eluchil, de heerser vocht mee in de strijd. De Noldoreanen kwamen in de minderheid en Curufin hier. Later stierf Celegorm ook in de Broedermoord II.